Ruben Dijkstra is pas relatief kort verantwoordelijk voor de Belgische en Nederlandse markt namens Ørsted. Tot september 2022 werkte hij veertien jaar bij Eneco, bekend als Nederlandse speler op energievlak en ontwikkelaar van duurzame energie-assets, waaronder offshore wind. Daarvóór zat Dijkstra ongeveer tien jaar in de offshore olie en gas. “In 2008 heb ik mijn persoonlijke transitie gemaakt van fossiel naar duurzaam, op wat ik noem de perfect wave”, vertelt hij. “Destijds waarschuwde Al Gore de wereld voor de effecten van CO2 op de atmosfeer. Het was een tijd van hoge olieprijzen, en zoeken naar alternatieven. Ook toen draaide Poetin al aan de gaskraan richting Oost-Europa, dus energieonafhankelijkheid was een thema. Die laatste twee argumenten hebben sindsdien lange tijd geen rol meer gespeeld, maar tegenwoordig is energieonafhankelijkheid misschien wel net zo’n grote motor als de klimaatambities. De hoge energieprijzen spelen eveneens mee. Dus na vijftien jaar zijn alle drie de onderwerpen die aanleiding waren voor mijn eigen transitie weer even actueel.”
Ørsted is wereldwijd de grootste speler op het gebied van offshore wind in termen van geïnstalleerd vermogen, maar ook van nog te realiseren windparken-in-de-pijplijn. Dijkstra: “Onze eigen stip aan de horizon is 30 gigawatt aan offshore wind in 2030. We zitten nu op 22 gigawatt, operationeel en in portefeuille.” Het bedrijf, dat voor 50% in handen is van de Deense overheid, heeft daarnaast ambities op het gebied van onshore wind en zon, en een nieuwe, groeiende loot: ‘power to x’. Deze businessunit is erop gericht om opgewekte groene stroom om te zetten naar een ander product als waterstof of e-methanol. “Je kunt de industrie deels verduurzamen door elektrificatie, en voor een ander deel door fossiel gas te vervangen door waterstof, of in de maritieme transportsector door e-methanol in te zetten als duurzame brandstof.” Er is een project in aanbouw voor de fabricatie van e-methanol in Zweden; Ørsted is ook bezig met het ontwikkelen van meer dan 1 gigawatt elektrolysecapaciteit in Zeeland. In Nederland bevindt het hoofdkantoor zich in Den Haag; windpark Borssele 1 & 2 wordt onderhouden vanuit Vlissingen. De eerstvolgende tender in Nederland is er een voor 4 gigawatt offshore wind voor de kust van IJmuiden (genaamd ‘IJmuiden Ver’, red.). “Dat is echt een grote schaal, ook in verhouding tot het Nederlandse energielandschap. Het ontwikkelen van voldoende vraag voor deze groene stroom is dus heel belangrijk. Zeker gezien de ambitie van klimaatminister Rob Jetten: 70 gigawatt aan offshore wind in 2050 (een vermogen dat gelijkstaat aan 140 keer de kerncentrale in Borssele, red.).”
Ruben Dijkstra, Ørsted
"“Onze eigen stip aan de horizon is 30 gigawatt aan offshore wind in 2030. We zitten nu op 22 gigawatt, operationeel en in portefeuille.”"
De huidige vraag naar elektriciteit kent in Nederland een peak demand van circa 21 gigawatt: niet voldoende om te kunnen voorzien in de afname van al die stroom. Daar moet nieuwe vraag voor ontwikkeld worden, aldus Dijkstra: “Dat zit ‘m deels in elektrisch rijden, deels in warmtepompen, en voor een heel groot deel in het verduurzamen van de Nederlandse industrie.” Deze vraag moet gelijktijdig oplopen met de opwek, om te voorkomen dat er te veel groene stroom komt waarvoor nog geen vraag is; dan zou de marktprijs te veel dalen. “In Nederland zien we dat het aantal dagen waarop sprake is van een negatieve elektriciteitsprijs – te veel aanbod voor de vraag – toeneemt.” In het oorspronkelijke energiesysteem gold een vraaggestuurd aanbod. Volgens Dijkstra zal dit veranderen naar een aanbodgestuurde markt. “Dat houdt in: ‘s middags je auto opladen als het zonaanbod dominant is, en niet ‘s avonds voor de deur. Dus geen thuislaadpaal, maar een kantoorlaadpaal. En: de energiemaatschappij de controle geven over je wasmachine. Dan kun je die ‘s ochtends wel vullen, maar bepaalt de energiemaatschappij op welk moment de was die dag gaat draaien. Dat vergt een gedragsverandering, ook van de industrie. Het leuke is dat gedrag zich laat leiden door prijs.” Dit wordt het nieuwe normaal in een systeem dat gedomineerd is door een variabel aanbod van duurzame energie: “Het oorspronkelijke systeem had niet of nauwelijks incentives om de vraag te sturen. Ja, een dalurentarief, maar dat is vanuit duurzaamheidsoogpunt de verkeerde prikkel: ‘s nachts goedkoper dan overdag. Het systeem moet naar uurbeprijzing toe. Ik verwacht dat die shift binnen de komende vijf jaar gemaakt is. De prijsgevoeligheid wordt groter; dat maakt het ook aantrekkelijker om erop in te spelen. Het verdienmodel van batterij-opslag is gebaseerd op de onbalans in het energiesysteem. Er worden enorme batterijprojecten voorgesteld. Dat is een eerste vorm van flexibilisering van de vraag, en die gaat zijn weg ook nog wel vinden naar de consument.”
Maar de transitie in de industrie is van een heel andere orde van grootte. “Voor de warmtevraag van de industrie zou de beste oplossing zijn om af te stappen van de gasboiler en over te stappen naar een elektrische boiler. Dan heb ik het dus niet over het verduurzamen van de bestaande elektriciteitsvraag, maar over het vervangen van gas door elektriciteit. Daarvoor is een nieuwe elektrische aansluiting nodig. De vraag is op welke termijn de industrie in staat is om die capaciteit te vinden. De Stedins en Allianders van deze wereld moeten hard aan de slag om de netten uit te breiden om voor dit soort nieuwe vraag capaciteit te creëren.” Dat is een belangrijke factor in het bepalen van het tempo in Nederland, benadrukt Dijkstra. “Het is ook de reden dat de overheid bij het aanbesteden van de laatste tender (Hollandse Kust West, red.) en bij de komende tender ervoor heeft gekozen om ‘systeemintegratie’ onderdeel te maken van de gunningscriteria. Partijen die aanbieden moeten zorgen dat het vermogen dat met offshore wind wordt opgewekt vlekkeloos in het systeem kan worden geïntegreerd, door het te koppelen aan additionele vraag. RWE heeft de vorige ronde gewonnen: zij hebben het vermogen deels gekoppeld aan nog te ontwikkelen elektrolyse en deels aan het warmtenet. Daarmee is een 1-op-1-koppeling ontstaan tussen het vermogen van het windmolenpark en de flexibele vraag in de industrie, wat een oplossing is voor de mismatch die zou kunnen ontstaan.” Dijkstra is dan ook al met al positief: “Met de congestie op het net, inflatie, gebrek aan resources en het stikstofbeleid zijn er in Nederland genoeg uitdagingen. Maar ik ben ervan overtuigd dat wij onze doelstellingen gaan halen.” Dat komt mede doordat Ørsted in landen als Amerika en Taiwan nog grote slagen kan maken.
Binnen Europa zoekt het bedrijf ook naar meer internationale samenwerking. “De oorlog in Oekraïne heeft gemaakt dat wij elkaar in Europa steviger zijn gaan vasthouden. Er wordt gepraat over het aanleggen van een waterstofnetwerk, over de mogelijkheid om Spaanse waterstof via Frankrijk beschikbaar te maken voor de Duitse en Nederlandse industrie. De infrastructuur voor waterstof ligt er niet van vandaag op morgen. Maar Nederland zet ferme stappen met het aanwijzen van Gasunie als transmission system operator (TSO) voor waterstof. Daar zijn ze aan het puzzelen hoe in het bestaande net leidingen vrijgemaakt kunnen worden voor waterstof. Daarbij is internationale afstemming qua infrastructuur, ook over de zuiverheid van de waterstof, wel cruciaal.” De aanslag op de Nord Stream-pijpleidingen is een wake-up call geweest met betrekking tot de kwetsbaarheid van kritische infrastructuur, beaamt Dijkstra. “Dat gaat ook op voor offshore wind. Het gaat om grote vermogens: Bij IJmuiden Ver gaat 4 gigawatt door twee kabels naar de kust. Als kwaadwillenden een kabel van 2 gigawatt opblazen is dat niet een rimpeling die je ‘even wegmanaget’ met een draai aan de reserve. Dat heeft significante impact en kan zelfs tot een black-out leiden. Dus als industrie zijn we samen met de overheid aan het kijken wat wij kunnen doen ter verbetering van de veiligheid. Het is nog te ontginnen terrein: het is niet duidelijk tegen welke vijand we ons moeten wapenen. Maar wie er ook verantwoordelijk is geweest voor Nord Stream, ze hebben aangetoond dat het kan. Dat is aanleiding geweest om onze processen en systemen kritisch te bezien, zowel op het gebied van fysieke barrières als qua cyber security.”
“In onze sector wordt breed gebruik gemaakt van modellen en data. Voor je een investeringsbesluit neemt, wil je natuurlijk een zo goed mogelijk beeld van de potentiële opbrengst van een windmolenpark. Dat is een wetenschap op zich, omdat de windmodellen die we in het verleden gebruikten gebaseerd zijn op onshore windturbines. Maar welk effect heeft een windmolenpark in Engeland bij westenwind op een windpark in Denemarken? Daar probeert de industrie heel hard een slag naar te slaan. Als een park eenmaal staat, proberen we weerfronten te volgen. Daar kun je op de handelsvloer je voordeel mee doen. Ook bij onderhoud gebruiken we veel sensoren en data over het gedrag van componenten, om storingsanalyses uit te voeren en preventief onderhoud te plannen. We shuttelen dagelijks heen en weer vanuit Vlissingen naar ons park op zee. Het is afhankelijk van wind en golven of de overstap van boot naar windpark mogelijk is. Dat blijft deels een beoordeling die de kapitein maakt, maar eigenlijk is het zonde om naar buiten te varen terwijl je van tevoren had kunnen weten: de kans is klein dat het lukt. Dit beter voorspellen op basis van data die we verzamelen zou interessant zijn: het bespaart nodeloze trips.”
Nederland en de andere landen rond de Noordzee willen vol inzetten op windparken op zee. Het idee is om in 2050 op de hele Noordzee voor 260 gigawatt aan elektriciteit op te wekken met windturbines, zodat dit ‘de groene energiecentrale van Europa’ wordt. Eén van de voorlopers als het gaat om offshore wind is het van oorsprong Deense bedrijf Ørsted (klinkt als ‘Eursted’), dat inmiddels ook in ons land actief is. Ruben Dijkstra is Managing Director Benelux: “De sector heeft de wind in de rug.”
Gesprek met Ruben Dijkstra, managing director Benelux bij Ørsted